De kleine ziel en de zon

Kreupel Hert - Tahca Ushte

De kleine ziel en de zon

Er was eens een Kleine Ziel die tegen God zei: “Ik weet wie ik ben, ik ben het licht net als alle andere zielen. ” God lachte breed. “Dat is waar!”, zei God. “Jij bent ook het licht.” “Wow,” zei de Kleine Ziel, “Dit is toch echt gaaf.” Enige tijd later bleek dat weten wie ze was niet voldoende was. De Kleine Ziel voelde onrust van binnen en wilde ervaren wat het was om het licht te zijn. En zo ging de Kleine Ziel terug naar God (Wat geen slecht idee is voor alle zielen die willen weten wie ze werkelijk zijn.) “Hoi God! Nu weet ik wie ik ben. Is het goed als ik dat wil zijn?” God zei: ” je bedoelt dat je wilt zijn wie je al bent?” “Wel”, antwoordde de Kleine Ziel, “Weten wie ik ben is één ding, maar helemaal écht zijn is iets anders. Ik wil ervaren wat het is om het licht te zijn!” “Maar je bent het licht al,” herhaalde God weer lachend. “Ja, maar ik wil voelen wat het is!” zei de Kleine Ziel. “Wel”, God grinnikte, “Ik had het kunnen weten, jij bent altijd al de meest avontuurlijke.”

Toen veranderde Gods houding. “Er is alleen één ding…. Er is niets anders dan het licht. Zie je, ik creëerde niets anders dan wat jij bent; en daarom is het niet makkelijk voor jou om jezelf te ervaren zoals je bent, omdat er niets is dat je niet bent.” “Huh?” zei de Kleine Ziel, een beetje verbouwereerd. “Beschouw het op deze manier,” zei God. “Je bent als een kaarsje in de zon. Oh, je bent daar met ontelbare andere kaarsjes die samen de zon zijn. En de zon zou anders zijn zonder jouw kaarsje.” “Hoe kun je weten dat je het licht bent wanneer er alleen maar licht is?” “Dat is de vraag.” Weer lachte God. “Dat heb ik al gedaan.” Zei God. “Aangezien je jezelf niet kunt zien als het licht als je in het licht bent, zullen we je met duisternis omringen.” “Wat is duisternis?” vraagt de Kleine Ziel. God antwoordde: “dat is wat je niet bent.” “Zal ik bang zijn in het donker?” vroeg de Kleine Ziel. “Alleen als je ervoor kiest om bang te zijn,” antwoordde God. “Er is echt niets om bang voor te zijn, tenzij jij ervoor kiest om dat te zijn. Want weet je, we verzinnen het allemaal, we doen alsof.” “Oh,'” zei de Kleine Ziel, en voelde zich al beter.

Toen legde God uit dat, om maar iets te kunnen ervaren het tegenovergestelde er moet zijn. “Het is een groot cadeau,” zei God, “want zonder het tegenovergestelde kun je niets weten. Je kunt geen warm weten zonder koud, geen boven zonder beneden, geen snel zonder langzaam. Je kunt geen links zonder rechts weten, geen hier zonder daar, en geen nu zonder toen.” “En zo,” concludeerde God, “wanneer je omgeven bent door duisternis, bal je vuist niet, verhef niet je stem en vervloek de duisternis niet. Wees liever een licht in de duisternis en word er niet boos over. Dan weet je wie je echt bent en iedereen zal het weten. Laat je licht zo schijnen dat iedereen weet hoe speciaal je bent!” “Bedoel je dat het goed is anderen te laten zien hoe speciaal ik ben?” vroeg de Kleine Ziel. “Natuurlijk!” God grinnikte. “Het is heel goed! Maar onthoud: ‘speciaal’ betekent niet ‘beter’. Iedereen is speciaal, ieder op zijn of haar eigen manier! Alleen zijn velen dat vergeten. Zij zullen dan ook zien dat het goed is voor ze om speciaal te zijn wanneer jij ziet dat het goed voor jou is om speciaal te zijn.” “Wow,” zei de Kleine Ziel, lachend van vreugde. “Ik kan zo speciaal zijn als ik wil!” “Ja, en je kunt nu beginnen,” zei God, die mee lachte samen met de Kleine Ziel.

“Welk deel van speciaal wil je zijn?” “Welk deel van speciaal?”  herhaalde de Kleine Ziel, “Ik begrijp het niet” “Wel,” legde God uit, “Het licht zijn is speciaal zijn, en speciaal zijn heeft heel veel kanten. Het is speciaal om aardig te zijn, of zachtmoedig, of creatief of om geduldig te zijn. Kun je nog meer bedenken waarin je speciaal kunt zijn?”

De Kleine Ziel zat een moment stil. “Ik kan een heleboel manieren bedenken om speciaal te zijn!” riep de Kleine Ziel toen uit. “Het is speciaal om hulpvaardig te zijn, om te delen, om vriendelijk en zorgzaam te zijn voor anderen!” “Ja!” bevestigde God, “en je kan al deze dingen zijn, of elk ander deel van speciaal dat je wilt zijn, op elk moment. Dat is wat het betekent om het licht te zijn.”

“Ik weet wat ik wil zijn, ik weet wat ik wil ervaren!” zei de Kleine Ziel met groot enthousiasme. “Ik wil dat deel van speciaal zijn dat vergevingsgezind zijn heet. Het is toch speciaal om vergevingsgezind te zijn?” “O, jazeker,” verzekerde God de Kleine Ziel. “Dat is heel speciaal.” “Oké,” zei de Kleine Ziel, “Dat is wat ik wil zijn. Ik wil vergevingsgezind zijn. Ik wil mijzelf ervaren als vergevingsgezind.” “Goed,”zei God, “Maar er is één ding dat je moet weten.” De Kleine Ziel werd nu een beetje ongeduldig. “Het lijkt wel of er elke keer weer een complicatie is. “Wat is het?” zuchtte de Kleine Ziel. “Er is niemand om te vergeven.” “Niemand?” De Kleine Ziel kon nauwelijks geloven wat er gezegd werd. “Niemand!” herhaalde God. “Alles wat ik heb gecreëerd, is perfect. Er is geen enkele ziel van alle creaties die minder perfect is dan jij. Kijk maar om je heen.” Toen realiseerde de Kleine Ziel zich dat zich een grote menigte had verzameld. Zielen kwamen van Heinde en Ver van overal van het koninkrijk. Want het was als een lopend vuurtje rond gegaan dat de Kleine Ziel een ongewoon gesprek met God had en iedereen wilde horen wat er gezegd werd. Rondkijkend naar de ontelbare andere Zielen die hier bijeen waren, moest de Kleine Ziel toegeven. Niemand leek minder prachtig, minder magnifiek of minder perfect dan de Kleine Ziel zelf. Dat was het wonder van de Zielen die om hem heen waren, en zó helder was hun licht. De Kleine Ziel staarde angstig naar hen.

“Wie is er dan te vergeven?” vroeg God. “Jonge, dit is helemaal niet grappig!” gromde de Kleine Ziel. “Ik wil mijzelf ervaren als vergevingsgezind. Ik wil weten hoe dat deel van speciaal voelt.” En de Kleine Ziel leerde hoe het moet voelen om droevig te zijn. Maar toen stapte een vriendelijke ziel naar voren uit de menigte. “Maak je geen zorgen, Kleine ziel,” zei de Vriendelijke Ziel, “Ik zal je helpen.” “Wil je dat?” De Kleine Ziel klaarde op. “Maar wat kan je dan doen?” “Wel, ik kan je iemand geven om te vergeven!” “Kan je dat?” “Ja” zei de Vriendelijke Ziel. ” Ik kan in je volgende aardse leven komen en iets doen wat jij kan vergeven. “Maar waarom? Waarom wil je dat doen?” vroeg de Kleine Ziel. “Jij, die van zo’n ongelooflijke perfectie bent! Jij die trilt van zo’n snelheid dat het zo’n helder licht creëert dat ik het niet kan evenaren! Wat kan je reden zijn dat jij je vibraties wil verlagen zodat jouw licht donker wordt? Wat kan de reden zijn voor iemand die zo licht is om in mijn leven te komen en jezelf zo zwaar te maken zodat je dit slechte kan doen?” “Simpel,” zei de Vriendelijke Ziel. ” Ik zal het doen omdat ik van je hou.” De Kleine Ziel leek verrast door het antwoord. “Wees niet zo verbaasd.” Zei de Vriendelijke Ziel, “Je hebt hetzelfde gedaan voor mij. Herinner je het je niet meer? Oh, we hebben gedanst samen, jij en ik vele keren. Je herinnert je het alleen niet meer.” “We zijn allebei alles geweest. We zijn het hoge en het lage geweest, het linker en het rechter. We zijn het hier en het daar geweest, het nu en het toen. We zijn het manlijke en het vrouwelijke geweest, het goede en het slechte – We zijn beide het slachtoffer en de dader geweest.” “Zo zijn we samen gekomen, jij en ik vele malen eerder; steeds de ander de exacte en perfecte gelegenheid te geven om te uiten en te ervaren wie we werkelijk zijn. En daarom,” legde de Vriendelijke Ziel verder uit, “Kom ik in je volgende leven en zal ‘de slechte’ zijn dit keer. Ik zal iets heel slechts doen, en dan kan jij jezelf ervaren als degene die vergeeft.” “Maar wat wil je dan doen?” vroeg de Kleine Ziel een beetje nerveus, wat wil er zo erg zijn?” “Oh,” antwoordde de Vriendelijke Ziel met een glimlach, “We bedenken wel iets.”

Daarna leek de Vriendelijke ziel serieus te worden, en zei met rustige stem: “Je hebt over één ding gelijk, weet je.” “Wat is dat?” wilde de Kleine Ziel weten. “Ik zal mijn vibraties moeten verlagen, heel zwaar worden en deze niet zulke leuke dingen doen. Ik zal me anders moeten voordoen dan ik in werkelijkheid ben. En daarom wil ik je als dank om een gunst vragen.” “Oh, wat je wilt, wat je wilt!” riep de Kleine Ziel, en begon te dansen en zingen, “Ik zal vergevingsgezind zijn!”

Toen zag de Kleine Ziel dat de Vriendelijke Ziel erg stil bleef. “Wat is er?” vroeg de Kleine Ziel. “Wat kan ik voor jou doen? Je bent zo’n Engel dat je dit voor me wilt doen!”. “Natuurlijk is de Vriendelijke Ziel een Engel!” onderbrak God. “Iedereen is een Engel! Herinner altijd; Ik stuur je niets dan Engelen.” Zo wilde de Kleine Ziel meer dan ooit het verzoek van de Vriendelijke Ziel inwilligen. “Wat kan ik voor je doen” vroeg de Kleine Ziel weer. “Op het moment dat ik je kwaad doe,” antwoordde de Vriendelijke Ziel. “Op het moment dat ik jou het ergste aandoe dat je je kan voorstellen – op dat precieze moment…” ” “Ja?” onderbrak de Kleine Ziel, “Ja….?” De Vriendelijke Ziel werd nog stiller. “Herinner me als wie ik werkelijk ben.” “O, dat doe ik!, dat beloof ik! Ik zal je altijd herinneren zoals ik je hier en nu zie!” “Goed'” zei de Vriendelijke Ziel, “Want weet je, Ik zal zo hard bezig zijn met doen alsof, dat ik mijzelf zal vergeten. En als jij me niet herinnert zoals ik echt ben, kan ik het me misschien voor heel lang niet herinneren. En als ik vergeet wie ik ben, kan jij ook vergeten wie jij bent, en zullen wij beiden verloren zijn. Dan hebben we een andere ziel nodig om langs te komen en ons te helpen herinneren wie we zijn.” “Nee, dat zullen we niet!” beloofde de Kleine Ziel weer. “Ik zal je herinneren! En ik wil je bedanken dat je me dit cadeau wilt geven: De kans om mezelf te ervaren wie ik ben.”

Aldus was de afspraak gemaakt. En de Kleine Ziel ging verder in een nieuw aards leven. Vol verwachting om het licht te zijn, wat heel speciaal was en vol verwachting om dat deel van speciaal te zijn dat vergevingsgezindheid heet. En de Kleine Ziel wachtte gespannen om de ervaring te hebben als vergevingsgezindheid en dankbaarheid aan welke Ziel dan ook die dit mogelijk maakt. En op elk moment in het nieuwe aardse leven wanneer er een nieuwe Ziel ten tonele verschijnt, ongeacht of deze nieuw ziel vreugde brengt of droefenis – Speciaal als ze droefenis brengen – dacht de Kleine Ziel aan wat God had gezegd: “Herinner je ALTIJD, Ik stuur je niets anders dan Engelen”.

 

Naar het boek The little soul and the sun. Neale D Walsch

 

 People2Gether.eu – De kleine ziel en de Zon